sache znamená v Holandčina

Nemčina	Holandčina
die Sache [der Sache; die Sachen] Substantiv	aangelegenheidsubstantief affairesubstantief dingsubstantief zaaksubstantief
als Tatsache feststellen	bevindenwerkwoord constaterenwerkwoord vaststellenwerkwoord
die Hauptsache [der Hauptsache; die Hauptsachen] Substantiv	hoofdzaaksubstantief
Schmerz verursachen	pijndoen zeerdoen
die Tatsache [der Tatsache; die Tatsachen] Substantiv	feitsubstantief
die Ursache [der Ursache; die Ursachen] Substantiv	oorzaaksubstantief reden [redenen]substantief
verursachen [verursachte; hat verursacht] Verb	aandoenv aanrichtenv stichtenv teweegbrengenv veroorzakenv
der Widersacher [des Widersachers; die Widersacher] Substantiv	tegenspelerm tegenstander [tegenstanders]m

História vyhľadávania