Nemčina-Holandčina slovník »

rüsten znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
rüsten [rüstete; hat gerüstet] Verb

bewapenenv

wapenenv

ausrüsten [rüstete aus; hat ausgerüstet] Verb

optakelenv

optuigenv

toerustenv

tuigenv

uitrustenv

uitvoerenv

brüsten [brüstete; hat gebrüstet] Verb

bluffenwerkwoord

opscheppenwerkwoord

pochenwerkwoord

snoevenwerkwoord

snorkenwerkwoord

stoffenwerkwoord

zwetsenwerkwoord

entrüsten [entrüstete; hat entrüstet] Verb

ergerenv

verontwaardigenv

sich entrüsten

verontwaardigdzijn

zichergeren

zichverontwaardigen