Nemčina-Holandčina slovník »

rück- znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
rück-

her-

re-

terug-

weer-

rückblickend

retrospectief

terugziendwerkwoord

rücken [rückte; hat/ist gerückt] Verb

douwenv

dringenv

duwenv

stotenv

der Rücken [des Rückens; die Rücken] Substantiv

rugm

das Rückgrat [des Rückgrats, des Rückgrates; die Rückgrate] Substantiv

ruggegraato

spino

wervelkolomo

rückläufig [rückläufiger; am rückläufigsten] Adjektiv

metterugwerkendekrachtbijvoeglijk naamwoord

terugwerkendbijvoeglijk naamwoord

der Rückstand [des Rückstandes/Rückstands; die Rückstände] Substantiv

afvalm

overblijfselm

restm

rommelm

staartjem

rückstrahlen

reflecterenwerkwoord

spiegelenwerkwoord

terugkaatsenwerkwoord

weerkaatsenwerkwoord

weerspiegelenwerkwoord

einrücken [rückte ein; hat/ist eingerückt] Verb

innemenv

inschuivenv

instoppenv

koppelenv

vermeesterenv

zichmeestermakenvanv

ausrücken [rückte aus; ist ausgerückt] Verb

uitgaanv

uitkomenv

uitlopenv

uitstappenv

uitstijgenv

uittredenv

zusammenrücken [rückte zusammen; hat zusammengerückt] Phrase

inschikkenwerkwoord

inschuivenwerkwoord

12