last znamená v Holandčina

Nemčina	Holandčina
die Belastung [der Belastung; die Belastungen] Substantiv	lastsubstantief vrachtsubstantief vullingsubstantief
die Elastizität [der Elastizität; —] Substantiv	elasticiteitsubstantief reksubstantief rekbaarheidsubstantief veerkrachtsubstantief
entlasten [entlastete; hat entlastet] Verb	ontlastenv
die Galvanoplastik [der Galvanoplastik; die Galvanoplastiken] Substantiv	galvanoplastieksubstantief
pflastern [pflasterte; hat gepflastert] Verb	bestratenv plaveienv
Makadampflaster	macadamm
der Palast [des Palastes, des Palasts; die Paläste] Substantiv	paleism
das Palästina Substantiv	Palestinao
das Pflaster [des Pflasters; die Pflaster] Substantiv	bestratingo plaveiselo pleistero wegdeko wondpleistero
der Pilaster [des Pilasters; die Pilaster] Substantiv	pilastero
das Plastik [des Plastiks; —] Substantiv	boetseerkunstsubstantief plastieksubstantief
die Scholastik [der Scholastik; —] Substantiv	scholastieksubstantief
scholastisch Adjektiv	scholastischbijvoeglijk naamwoord
zur Last legen	aanrekenenwerkwoord toedichtenwerkwoord toerekenenwerkwoord toeschrijven wijten

História vyhľadávania