lassen [ließ; hat gelassen] znamená v Holandčina

Nemčina	Holandčina
lassen [ließ; hat gelassen] Verb	latenv latenbegaanv latenschietenv loslatenv toelatenv
gelassen [gelassener; am gelassensten] Adjektiv	bedaardbijvoeglijk naamwoord gerustbijvoeglijk naamwoord kalmbijvoeglijk naamwoord rustigbijvoeglijk naamwoord stilbijvoeglijk naamwoord
kommen lassen	betrekkenwerkwoord
unbeachtet lassen	negerenwerkwoord
ziehen lassen	aftrekken
unbeachtet lassen	ondertafelschuiven
kommen lassen	halen
ziehen lassen	latentrekken
unbeachtet lassen	passerenwerkwoord
ziehen lassen	zetten
kommen lassen	latenkomen ontbieden
unbeachtet lassen	wegcijferen

História vyhľadávania