Nemčina-Holandčina slovník »

laden znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
laden [lud; hat geladen] Verb

beladenv

belastenv

inladenv

ladenv

der Laden [des Ladens; die Läden/(seltener: Laden)] (Kurzform für Rollladen) Substantiv

winkelm

zaakm

die Lade [der Lade; die Laden] Substantiv

lasubstantief

ladesubstantief

schuifladesubstantief

Ladenfräulein

verkoopsterv

winkeljuffrouwv

Ladengehilfe

bediende

kantoorbediendem

verkoper

winkelbediendev

aufladen Verb

beladenv

belastenv

inladenv

ladenv

ausladen Verb

afladenv

lossenv

uitladenv

die Ballade [der Ballade; die Balladen] Substantiv

balladesubstantief

beladen [belud; hat beladen] Verb

beladenv

belastenv

inladenv

ladenv

einladen [lud ein; hat eingeladen] Verb

inviterenv

nodenv

uitnodigenv

vragenv

entladen [entlud; hat entladen] Verb

afschietenv

ontladenv

ontlastenv

der Fensterladen [des Fensterladens; die Fensterläden/(seltener: Fensterladen] Substantiv

vensterluikm

der Fladen [des Fladens; die Fladen] Substantiv

vlasubstantief

vlaaisubstantief

vladesubstantief

der Kaufladen [des Kaufladens; die Kaufläden] Substantiv

magazijnm

pakhuism

12