Nemčina-Holandčina slovník »

ihr znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
ihr

'rbijwoord

aan'r

aand'r

aanhaar

d'rbijwoord

ge

gij

haar

je

jullie

naard'r

naarhaar

uv

ze

zij

zijn

der Ihr Substantiv

jeo

jouwo

jullieo

uwo

sein [ich bin, du bist, er/sie/es ist, wir sind, ihr seid, sie sind; war/ ist gewesen] Verb

haarwerkwoord

verkerenwerkwoord

wezenwerkwoord

zichbevindenwerkwoord

zijnwerkwoord

ihre

haar

hunsubstantief

ihrer

'rbijwoord

d'rbijwoord

haar

ze

zij

ihrethalben

omuwentwege

ihrige

haar

je

jouw

jullie

uw

der Ihre

dejouwe

deuwe

12