bein znamená v Holandčina

Nemčina	Holandčina
das Bein [des Bein(e)s; die Beine/(landschaftlich, süddeutsch, österreichisch umgangssprachlich auch: Beiner)] Substantiv	beeno onderbeeno pooto
beinahe Adverb	bijkansbijwoord bijnabijwoord haastbijwoord schierbijwoord vrijwelbijwoord welhaastbijwoord zogoedalsbijwoord zowatbijwoord
Beinahme	bijnaam
das Beinkleid [des Beinkleides, des Beinkleids; die Beinkleider] Substantiv	broek [broeken]o scherzhaft, veraltet langebroeko scherzhaft, veraltet pantalono scherzhaft, veraltet
das Elfenbein [des Elfenbeins, des Elfenbeines; die Elfenbeine] Substantiv	ivooro
das Gebein [des Gebeines, des Gebeins; die Gebeine] Substantiv	beeno boto gebeenteo geraamteo knoko schonko skeleto
das Kreuzbein [des Kreuzbeines, des Kreuzbeins; die Kreuzbeine] Substantiv	heiligbeeno Anatomie
das Schienbein [des Schienbein(e)s; die Schienbeine] Substantiv	scheeno scheenbeeno
Schulterbein	schouderblado
Wirbelbein	wervel
zweibeinig	tweevoetigbijvoeglijk naamwoord

História vyhľadávania