Nemčina-Holandčina slovník »

as znamená v Holandčina

NemčinaHolandčina
die Assekuranz [der Assekuranz; die Assekuranzen] Substantiv

assurantiesubstantief
selten

verzekeringsubstantief
selten

der Assessor [des Assessors; die Assessoren] Substantiv

assessorm

bijzitterm

assignieren [assignierte; hat assigniert] Verb

betekenenwerkwoord
veraltet

dagenwerkwoord
veraltet

dagvaardenwerkwoord
veraltet

toewijzenwerkwoord
veraltet

voorhetgerechtdagenwerkwoord
veraltet

assimilieren [assimilierte; hat habe assimiliert] Verb

assimilerenv

inzichopnemenv

der Assistent [des Assistenten; die Assistenten] Substantiv

assistent [assistenten]m

famulusm

helperm

hulpm

assistieren [assistierte; hat assistiert] Verb

assisterenv

bijstaanv

helpenv

terzijdestaanv

Association

genootschapo

gezelschapo

krans

kring

sociëteit

verenigingv

die Assonanz [der Assonanz; die Assonanzen] (sich auf die Vokale beschränkender Gleichklang zwischen zwei oder mehreren Wörtern) Substantiv

assonantiesubstantief
Metrik

halfrijmsubstantief
Metrik

die Assoziation [der Assoziation; die Assoziationen] Substantiv

associatiesubstantief

bondsubstantief

genootschapsubstantief

maatschappijsubstantief

verenigingsubstantief

der Assyrer [des Assyrers; die Assyrer] Substantiv

Assyriërsubstantief

Assyrien [Assyrien(s); —] (im Altertum Reich in Mesopotamien) Substantiv

Assyrië39

assyrisch [assyrischer; am assyrischsten] Adjektiv

Assyrischbijvoeglijk naamwoord

der Ast [des Astes/Asts; die Äste] Substantiv

aftakkingm

tak [takken]m

die Aster Substantiv

astersubstantief

Asteroide

asteroïdev

die Ästhetik [der Ästhetik; die Ästhetiken] Substantiv

estheticasubstantief

123