Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

wo bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
sich verschren

samenspannenwerkwoord

samenzwerenwerkwoord

sowohl ... als

even...als

zo...als

Spottwort

aanfluitingv

das Sprichwort [des Sprichwortes, des Sprichworts; die Sprichrter] Substantiv

spreekwoordo

sprichrtlich Adjektiv

spreekwoordelijkbijvoeglijk naamwoord

Spulworm

spoelwormm

das Stichwort [des Stichworts, des Stichwortes; die Stichrter, die Stichworte] Substantiv

wachtwoordo

umwerfen [warf um; hat umgeworfen] Verb

kantelenv

omgooienv

omkerenv

omvergooienv

tenvalbrengenv

das Umstandswort [des Umstandsworts, des Umstandswortes; die Umstandsrter] Substantiv

adverbiumo

bijwoordo

unterwerfen [unterwarf; hat unterworfen] Verb

knechtenwerkwoord

onderwerpenwerkwoord

verantworten [verantwortete; hat verantwortet] Verb

aansprakelijkzijnv

verantwoordelijkzijnv

verantwoordenv

verantwortlich Adjektiv

aansprakelijkbijvoeglijk naamwoord

verantwoordelijkbijvoeglijk naamwoord

das Verhältniswort [des Verhältnisworts, des Verhältniswortes; die Verhältnisrter] Substantiv

voorzetselo

der Verkleinerungswort Substantiv

verkleinwoordm

die Verschrung [der Verschrung; die Verschrungen] Substantiv

komplotsubstantief

samenspanningsubstantief

samenzweringsubstantief

die Assonanz [der Assonanz; die Assonanzen] (sich auf die Vokale beschränkender Gleichklang zwischen zwei oder mehreren rtern) Substantiv

assonantiesubstantief
Metrik

halfrijmsubstantief
Metrik

vorwerfen [warf vor; hat vorgeworfen] Verb

beknorrenv

berispenv

terechtwijzenv

verwijtenv

das Vorwort [des Vorworts, des Vorwortes; die Vorworte, die Vorrter] Substantiv

voorberichto

voorredeo

voorwoordo

wegwerfen [warf weg; hat weggeworfen] Verb

vergooienv

weggooienv

wegwerpenv

891011

Zuletzt gesucht