Deutsch | Holländisch |
---|---|
die Weite [der Weite; die Weiten] Substantiv | afstandsubstantief distantiesubstantief eindsubstantief ruimheidsubstantief uitgebreidheidsubstantief uitgestrektheidsubstantief wijdtesubstantief |
weiter | bovendienbijwoord daarenbovenbijwoord langerbijvoeglijk naamwoord verderopbijwoord voortsbijwoord |
weit [weiter; am weitesten] Adjektiv | achterafbijvoeglijk naamwoord afgelegenbijvoeglijk naamwoord breedbijvoeglijk naamwoord breedvoerigbijvoeglijk naamwoord grootbijvoeglijk naamwoord royaalbijvoeglijk naamwoord ruimbijvoeglijk naamwoord uitgebreidbijvoeglijk naamwoord uitgestrektbijvoeglijk naamwoord verbijvoeglijk naamwoord verafbijvoeglijk naamwoord verafgelegenbijvoeglijk naamwoord ververwijderdbijvoeglijk naamwoord verwijderdbijvoeglijk naamwoord wijdbijvoeglijk naamwoord |
entzweien [entzweite; hat entzweit] Verb | scheidenwerkwoord |
die Tragweite [der Tragweite; die Tragweiten] Substantiv | belangsubstantief belangrijkheidsubstantief betekenissubstantief gewichtsubstantief zwaarwichtigheidsubstantief |
von weitem | |
zweiteilig Adjektiv | tweeledigbijvoeglijk naamwoord |
zweitens |