Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

wägen bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
wägen [wog; hat gewogen] Verb

afwegenv

hetgewichtbepalenv

wegenv

der Wagen [des Wagens; die Wagen, die Wägen] Substantiv

rijtuigm

spoorwagenm

vehikelm

voertuigm

wagenm

wagonm

abwägen [wog ab/wägte ab; hat abgewogen/abgewägt] Verb

afwegenv

hetgewichtbepalenv

wegenv

erwägen [erwog; hat erwogen] Verb

bedenkenv

beschouwenv

mediterenv

nadenkenv

nagaanv

overdenkenv

overwegenv

peinzenv

rekeninghoudenmetv

wikkenv

zinnenv

zinnenopv

der Gepäckwagen [des Gepäckwagens; die Gepäckwagen|Gepäckwägen] Substantiv

bagagewagenm

der Lastkraftwagen [des Lastkraftwagens; die Lastkraftwagen, die Lastkraftwägen] Substantiv

truckm

vrachtautom

vrachtwagenm

der Schlafwagen [des Schlafwagens; die Schlafwagen, die Schlafwägen] Substantiv

slaaprijtuigm

slaapwagenm