Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

tal bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
das Tal [des Tals, des Tales; die Täler] Substantiv

dalo

valleio

der Talar [des Talars; die Talare] Substantiv

tabberdm

talaarm

togam

talentiert [talentierter; am talentiertesten] Adjektiv

getalenteerdbijvoeglijk naamwoord

talentvolbijvoeglijk naamwoord

talentvoll Adjektiv

inaanlegbijvoeglijk naamwoord

der Taler [des Talers; die Taler] Substantiv

daalderm

der Talg [des Talges, des Talgs; die Talge] Substantiv

kaarsvetm

reuzelm

smeerm

talgm

talkm

der Talisman [des Talismans; die Talismane] Substantiv

gelukspop [gelukspoppen]m

mascottem

talismanm

der Talk [des Talks, des Talkes; —, die Talks] Substantiv

talkm

talksteenm

der Talmud [des Talmuds, des Talmudes; die Talmude] Substantiv

talmoedm

Talmoed [Talmoeds]m

brutal [brutaler; am brutalsten] Adjektiv

beestachtigbijvoeglijk naamwoord

bruutbijvoeglijk naamwoord

dierlijkbijvoeglijk naamwoord

ruwbijvoeglijk naamwoord

fatal [fataler; am fatalsten] Adjektiv

fataalbijvoeglijk naamwoord

funestbijvoeglijk naamwoord

noodlottigbijvoeglijk naamwoord

italienisch [italienischer; am italienischsten] Adjektiv

Italiaansbijvoeglijk naamwoord

sentimental [sentimentaler; am sentimentalsten] Adjektiv

dweperigbijvoeglijk naamwoord

sentimenteelbijvoeglijk naamwoord

die Anstalt [der Anstalt; die Anstalten] Substantiv

gestichtsubstantief

inrichtingsubstantief

instituutsubstantief

kostschoolsubstantief

lokaalsubstantief

oordsubstantief

plaatssubstantief

pleksubstantief

der Augiasstall [des Augiasstalls/Augiasstalles] Substantiv

Augiasstalsubstantief

12