Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

rad bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
graduieren [graduierte; hat graduiert] Verb

graderenv

ingradenverdelenv

der Kamerad [des Kameraden; die Kameraden] Substantiv

kameraad [kameraden]m

kornuitm

maatm

makkerm

Kraftfahrrad

motorsubstantief

motorfietsv

das Lenkrad [des Lenkrades, des Lenkrads; die Lenkräder] Substantiv

roerm

stuurm

stuurradm

stuurtoestelm

stuurwielm

das Motorrad [des Motorrads, des Motorrades; die Motorräder] Substantiv

motoro

motorfietso

die Parade [der Parade; die Paraden] Substantiv

corsosubstantief

paradesubstantief

prachtenpraalsubstantief

pralerijsubstantief

vertoonsubstantief

Parade machen

paraderenwerkwoord

pralenwerkwoord

prijken

pronkenwerkwoord

paradieren [paradierte; hat paradiert] Verb

paraderenwerkwoord

pralenwerkwoord

prijkenwerkwoord

pronkenwerkwoord

das Paradies [des Paradieses; die Paradiese] Substantiv

paradijso

Paradiesgarten

lusthofm

das Paradigma [des Paradigmas; die Paradigmen, die Paradigmata] Substantiv

paradigmao

das Paradoxon [des Paradoxons; die Paradoxa] Substantiv

paradoxo

das Prädikat [des Prädikats; die Prädikate] Substantiv

gezegdeo

predicaato

die Scharade [der Scharade; die Scharaden] Substantiv

charadesubstantief

lettergreepraadselsubstantief

woordenraadselsubstantief

der Diamant [der Diamant; —] (Schriftgrad: 4 Punkt) Substantiv

diamantm

das Steuerrad [des Steuerrades, des Steuerrads; die Steuerräder] Substantiv

stuuro

stuurtoestelo

1234