Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

kunde bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
die Kunde [der Kunden; die Kunden] Substantiv

afnemerm
gehoben veraltend

cliënt [cliënten]m
gehoben veraltend

klant [klanten]m
gehoben veraltend

die Altertumskunde [der Altertumskunde; die Altertumskunden] Substantiv

archeologiesubstantief

oudheidkundesubstantief

die Bakterienkunde Substantiv

bacteriologiesubstantief

die Erdkunde [der Erdkunde; —] Substantiv

aardrijkskundesubstantief

geografiesubstantief

Gesteinkunde

delfstoffenkunde

lithologiev

mineralogiev

steenkunde

die Gesteinskunde [der Gesteinskunde; —] Substantiv

lithologiesubstantief

steenkundesubstantief

die Himmelskunde Substantiv

astronomiesubstantief

sterrenkundesubstantief

die Insektenkunde [der Insektenkunde; —] Substantiv

entomologiesubstantief

insektenkundesubstantief

Luftschiffahrtskunde

luchtvaartkunde

die Menschenkunde [der Menschenkunde; —] Substantiv

antropologiesubstantief

mensenkundesubstantief

die Pflanzenkunde [der Pflanzenkunde; —] Substantiv

botanicasubstantief

botaniesubstantief

plantkundesubstantief

die Sekunde [der Sekunde; die Sekunden] Substantiv

secondesubstantief

telsubstantief

Steinkunde

lithologiev

steenkunde

die Sternkunde [der Sternkunde; —] Substantiv

astronomiesubstantief

sterrenkundesubstantief

die Urkunde [der Urkunde; die Urkunden] Substantiv

aktesubstantief

bescheidsubstantief

brevetsubstantief

bulsubstantief

diplomasubstantief

documentsubstantief

papiersubstantief

schriftuursubstantief

stuksubstantief

die Wappenkunde [der Wappenkunde; die Wappenkunden] Substantiv

heraldieksubstantief

12