Deutsch | Holländisch |
---|---|
fein [feiner; am feinsten] Adjektiv | delicaatbijvoeglijk naamwoord fijnbijvoeglijk naamwoord ielbijvoeglijk naamwoord kiesbijvoeglijk naamwoord kieskeurigbijvoeglijk naamwoord tactvolbijvoeglijk naamwoord tederbijvoeglijk naamwoord teerbijvoeglijk naamwoord |
der Menschenfeind [des Menschenfeindes, Menschenfeinds; die Menschenfeinde] Substantiv | |
verfeinern [verfeinerte; hat verfeinert] Verb |