fall bedeutet auf Holländisch

Deutsch	Holländisch
der Fall [des Falls, des Falles; die Fälle] Substantiv	gebeurtenism gelegenheidm gevalm naamvalm valm zaakm
das Fallbeil [des Fallbeiles, des Fallbeils; die Fallbeile] Substantiv	guillotineo valbijlo
die Falle [der Falle; die Fallen] Substantiv	slagsubstantief valsubstantief valknipsubstantief valkuilsubstantief valstriksubstantief
fallen Verb	afvallenv neervallenv stortenv vallenv verschietenv
fallieren [fallierte; ist falliert] Verb	bankroetgaanwerkwoord faillerenwerkwoord faillietgaanwerkwoord mislukkenwerkwoord
Fallissement	bankroet faillietbijvoeglijk naamwoord faillissemento krachm
der Fallit Substantiv	bankroetm faillietm faillissementm krachm
falls	alsvoegwoord indien ingevalvoegwoord inhetgevaldat wanneer
die Fallsucht [der Fallsucht; —] Substantiv	epilepsiesubstantief toevallensubstantief vallendeziektesubstantief
allenfalls Phrase	inelkgevalbijwoord
andernfalls Adverb	andersbijwoord

Zuletzt gesucht