erbe bedeutet auf Holländisch

Deutsch	Holländisch
der Erwerb [des Erwerbes, des Erwerbs; die Erwerbe] Substantiv	verkrijgingm verwervingm
gerben [gerbte; hat gegerbt] Verb	leerlooienv looienv tanenv
der Gerber [des Gerbers; die Gerber] Substantiv	leerbewerkerm
das Gewerbe [des Gewerbes; die Gewerbe] Substantiv	ambachto beroepo broodwinningo handwerko industrieo nijverheido vako
Gewerbe-	beroeps- professioneelbijvoeglijk naamwoord
der Gewerbeschein [des Gewerbescheines, des Gewerbescheins; die Gewerbescheine] Substantiv	licentiem vergunningm
herb [herber; am herbsten] Adjektiv	zuurbijvoeglijk naamwoord
die Herberge [der Herberge; die Herbergen] Substantiv	herbergsubstantief logementsubstantief
die Hyperbel [der Hyperbel; die Hyperbeln] Substantiv	hyperboolsubstantief
der Schalterbeamte Substantiv	loketbeambtem lokettistm
das Scherbengericht [des Scherbengerichts; —] Substantiv	ostracismeo schervengerichto
Schulterbein	schouderblado
der Serbe [des Serben; die Serben] Substantiv	Serviërm
sich bewerben um	ambiërenwerkwoord dingennaar najagenwerkwoord nastrevenwerkwoord strevennaar
sich erwerben	behalenwerkwoord buitmakenwerkwoord verkrijgen verwervenwerkwoord
sich vererben	aanbestervenwerkwoord verstervenwerkwoord
der Sperber [des Sperbers; die Sperber] Substantiv	sperwerm
sterben [starb (stürbe); ist gestorben] Verb	doodgaanv

Zuletzt gesucht