Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

braten bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
braten (brät) [briet; hat gebraten] Verb

bakkenwerkwoord

bradenwerkwoord

brandenwerkwoord

fruitenwerkwoord

roosterenwerkwoord

der Braten [des Bratens; die Braten] Substantiv

gebraadm

abraten Verb

afradenv