Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

binden bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
binden [band; hat gebunden] Verb

aansluitenv

bindenv

inbindenv

vastbindenv

vastmakenv

verbindenv

die Binde [der Binde; die Binden] Substantiv

bandsubstantief

reepsubstantief

stripsubstantief

strooksubstantief

windselsubstantief

einbinden [band ein; hat eingebunden] Verb

bindenv

inbindenv

entbinden [entband; hat entbunden] Verb

afbindenv

bevallenv

losbindenv

losmakenv

terwereldbrengenv

die Halsbinde [der Halsbinde; die Halsbinden] Substantiv

das [dassen]substantief

stropdassubstantief

umbinden [band um; hat umgebunden] Verb

ombindenwerkwoord

verbinden [verband; hat verbunden] Verb

aanelkaarvastmakenv

aansluitenv

berichtenwerkwoord

bijeenbindenv

bindenv

eenverbandomleggenv

mededelenv

meedelenv

ombindenv

samenbindenv

vastbindenv

vastmakenv

verbindenv

verzorgenvaneenwondv

voortzeggenv