Deutsch-Holländisch Wörterbuch »

bevor bedeutet auf Holländisch

DeutschHolländisch
bevor

aleervoegwoord

alvorensvoegwoord

alvorenste

eer

voor

vooraleervoegwoord

bevorstehen [stand bevor; hat bevorgestanden] Verb

bedreigenv

dreigenv

nabijkomenv

naderbijkomenv

naderenv

nadertredenv

bevorstehend Adjektiv

aanstaandbijvoeglijk naamwoord

eerstvolgendbijvoeglijk naamwoord

komendbijvoeglijk naamwoord

bevorzugen [bevorzugte; hat bevorzugt] Verb

devoorkeurgevenaanv

prefererenv

verkiezenv

voortrekkenv