nyer meaning in Dutch

Hungarian	Dutch
nyer ige	winnen◼◼◼werkwoord krijgen◼◼◻werkwoord overwinnen◼◻◻werkwoord werven◼◻◻werkwoord
nyer főnév	winst◼◼◻v profijt◼◻◻o
nyereg főnév	zadel [zadels]◼◼◼o
nyeremény főnév	winst◼◼◼v lot◼◼◻o
nyereség főnév	winst◼◼◼v opbrengst◼◼◻v aanwinst [aanwinsten]◼◻◻v profijt◼◻◻o antenneversterkingv
nyereséges melléknév	winstgevend◼◼◼bijvoeglijk naamwoord
nyergel főnév	zadel◼◼◼o
nyergel ige	zadelen◼◼◻werkwoord opzadelen◼◼◻werkwoord
nyers melléknév	ruwe◼◼◼bijvoeglijk naamwoord rauwe◼◼◼bijvoeglijk naamwoord rauw◼◼◼bijvoeglijk naamwoord ruw◼◼◼bijvoeglijk naamwoord onbewerkt◼◼◻bijvoeglijk naamwoord grof◼◼◻bijvoeglijk naamwoord hard◼◼◻bijvoeglijk naamwoord ongekookt◼◼◻bijvoeglijk naamwoord ongeraffineerd◼◼◻ groen◼◼◻ wild◼◻◻ cru◼◻◻ bot◼◼◼bijvoeglijk naamwoord bruusk◼◻◻bijvoeglijk naamwoord onaardig◼◻◻bijvoeglijk naamwoord onbehouwen◼◻◻bijvoeglijk naamwoord pril◼◻◻bijvoeglijk naamwoord vulgair◼◻◻bijvoeglijk naamwoord
nyersanyag főnév	grondstof◼◼◼v
(nyers)anyag főnév	materiaal◼◼◼o
nyersanyag biztosítása	zich verzekeren van grondstoffen
nyersen melléknév	ruw◼◼◼bijvoeglijk naamwoord

Your history