Tysk-Holländsk ordbok »

je betyder på holländska

TyskaHolländska
je

eenmaalbijwoord

eens

ooitbijwoord

weleensbijwoord

je ... desto

hoe...deste

jedenfalls Adverb

inelkgevalbijwoord

jedermanns

aller

ieders

jederzeit

altijd

immerbijwoord

steeds

jedes Adjektiv

allerbijvoeglijk naamwoord

iedersbijvoeglijk naamwoord

jedesmal

telkensbijwoord

jedoch Konjunktion

echtervoegwoord

maarvoegwoord

nietteminvoegwoord

tochvoegwoord

jeglicher

allerhande

allerlei

vanelkesoort

jemals Adverb

eenmaalbijwoord

eensbijwoord

ooitbijwoord

weleensbijwoord

jemand

eenofander

eenofandere

enigbijvoeglijk naamwoord

iemand

der Urlaub [des Urlaubes, des Urlaubs; die Urlaube] (in Betrieben, Behörden, beim Militär nach Arbeitstagen gezählte) dienst-, arbeitsfreie Zeit, die jemand - zum Zwecke der Erholung - erhält) Substantiv

verlofm

vrijafm

jene

die

gindsebijvoeglijk naamwoord

jener

gindsebijvoeglijk naamwoord

jenes

dat

datdaarginds

datgene

gindsebijvoeglijk naamwoord

zulks

jenseits

aandeoverkant

12