Tysk-Holländsk ordbok »

geschick [des geschicks, des geschickes; die geschicke] betyder på holländska

Resultat: geschick
Jag föredrar att leta efter det här: geschick [des geschicks, des geschickes; die geschicke]
TyskaHolländska
das Geschick [des Geschick[es; die Geschicke] Substantiv

fortuino

levensloto

loto

die Geschicklichkeit [der Geschicklichkeit; die Geschicklichkeiten] Substantiv

bedrevenheidsubstantief

handigheidsubstantief

slagsubstantief

vaardigheidsubstantief

vlugheidsubstantief

geschickt [geschickter; am geschicktesten] Adjektiv

bedrevenbijvoeglijk naamwoord

behendigbijvoeglijk naamwoord

bekwaambijvoeglijk naamwoord

handigbijvoeglijk naamwoord

vaardigbijvoeglijk naamwoord

schicken [schickte; hat geschickt] (an+AKK) Verb

behorenv

betamenv

doentoekomenv

horenv

opsturenv

opzendenv

passenv

sturenv

verzendenv

voegenv

zendenv

abschicken [schickte ab; hat abgeschickt] Verb

afzendenv

uitsturenv

versturenv

verzendenv

wegsturenv

wegzendenv

fortschicken [schickte fort; hat fortgeschickt] Verb

afzendenwerkwoord

uitsturenwerkwoord

versturenwerkwoord

verzendenwerkwoord

wegsturenwerkwoord

wegzendenwerkwoord

wegschicken [schickte weg; hat weggeschickt] Verb

afzendenwerkwoord

uitsturenwerkwoord

versturenwerkwoord

verzendenwerkwoord

12