Német-Holland szótár »

mögen hollandul

NémetHolland
mögen [mochte; hat gemocht] Verb

beminnenwerkwoord

dolzijnopwerkwoord

gekzijnopwerkwoord

hechtenaanwerkwoord

houdenvanwerkwoord

liefhebbenwerkwoord

lustenwerkwoord

mogenwerkwoord

verzotzijnopwerkwoord

waarderenwerkwoord

vermögend [vermögender; am vermögendsten] Adjektiv

gefortuneerdbijvoeglijk naamwoord

machtigbijvoeglijk naamwoord

rijkbijvoeglijk naamwoord

vermogendbijvoeglijk naamwoord

unvermögend Adjektiv

behoeftigbijvoeglijk naamwoord

berooidbijvoeglijk naamwoord

nooddruftigbijvoeglijk naamwoord

onbekwaambijvoeglijk naamwoord

das Vermögen [des Vermögens; die Vermögen] Substantiv

bekwaamheido

bezito

machto

vermogeno

vermögen [vermochte; hat vermocht] Phrase

kunnenwerkwoord