Német-Holland szótár »

hut [der hut; —] jelentése hollandul

Találatok: hut
Inkább ezt keresem: hut [der hut; —]
NémetHolland
der Hut [des Hut(e)s; die Hüte] (hut- oder schirmförmiger oberer Teil der Hutpilze) Substantiv

bewakingsubstantief
gehoben

hoedsubstantief
gehoben

hoedesubstantief
gehoben

hüten [hütete; hat gehütet] Verb

bewakenv

bewarenv

dewachthebbenv

hoedenv

wakenoverv

die Hütte [der Hütte; die Hütten] Substantiv

huisjesubstantief

hutsubstantief

keetsubstantief

kraamsubstantief

loodssubstantief

schuursubstantief

stalletjesubstantief

stulpsubstantief

tentsubstantief

behutsam [behutsamer; am behutsamsten] Adjektiv

voorzichtigbijvoeglijk naamwoord

aufschütteln [schüttelte auf; hat aufgeschüttelt] Verb

opschudden [schudde op; h. opgeschud]v
werkwoord

ausschütten [schüttete aus; hat ausgeschüttet] Verb

rondstrooienv

uitstrooienv

verstrooienv

behüten [behütete; hat behütet] Verb

bewakenv

bewarenv

dewachthebbenv

hoedenv

wakenoverv

beschützen [beschützte; hat beschützt] Verb

behoedenv

beschermenv

beschuttenv

opkomenvoorv

verdedigenv

verwerenv

das Bhutan [Bhutan(s); —] (Staat im Himalaja) Substantiv

Boetano

erschüttern [erschütterte; hat erschüttert] Verb

aangrijpenv

bewegenv

ontroerenv

opschuddenv

schokkenv

schuddenv

12