Német-Holland szótár »

fähig jelentése hollandul

NémetHolland
fähig [fähiger; am fähigsten] (zu + D) Adjektiv

bekwaambijvoeglijk naamwoord

capabelbijvoeglijk naamwoord

kundigbijvoeglijk naamwoord

die Fähigkeit [der Fähigkeit; die Fähigkeiten] Substantiv

machtsubstantief

vermogensubstantief

unfähig [unfähiger; am unfähigsten] Adjektiv

impotentbijvoeglijk naamwoord

onbekwaambijvoeglijk naamwoord

zahlungsfähig [zahlungsfähiger; am zahlungsfähigsten] Adjektiv

instaattebetalenbijvoeglijk naamwoord

kredietwaardigbijvoeglijk naamwoord

solventbijvoeglijk naamwoord

befähigen [befähigte; hat befähigt] Verb

bekwamenv

opleidenv

die Befähigung [der Befähigung; die Befähigungen] Substantiv

bekwaamheidsubstantief

vermogensubstantief

wiederstandsfähig

fermbijvoeglijk naamwoord

forsbijvoeglijk naamwoord

gevestigd

hecht

potigbijvoeglijk naamwoord

robuustbijvoeglijk naamwoord

sterk

stevig

stoerbijvoeglijk naamwoord

struis

vast