Német-Holland szótár »

aus jelentése hollandul

NémetHolland
aus Adjektiv

opdebijvoeglijk naamwoord

uitbijvoeglijk naamwoord

vanbijvoeglijk naamwoord

aus ... heraus

opde

uit

vanbijwoord

aus dem Kopfe

uithethoofd

vanbuitenbijwoord

aus der Mode sein

uitdemodezijn

aus irgend einem Grunde

omdeeenofanderereden

aus jedem Grunde

omalleredenen

overalom

aus keinem Grunde

nergensom

omgeenenkelereden

zomaarbijwoord

zonderreden

aus Prinzip

inbeginsel

inprincipe

ausarbeiten [arbeitete aus; hat ausgearbeitet] Verb

afwerkenv

uitwerkenv

ausarten [artete aus; ist ausgeartet] (in + Akkusativ / zu + Dativ) Phrase

degenererenwerkwoord

ontaardenwerkwoord

verbasterenwerkwoord

verwordenwerkwoord

zinkenwerkwoord

ausbessern [besserte aus; hat ausgebessert] Verb

boetenv

flikkenv

lappenv

oplappenv

stoppenv

verbeterenv

veredelenv

verstellenv

ausbeuten [beutete aus; hat ausgebeutet] Verb

exploiterenv

misbruikenv

misbruikmakenvanv

uitbuitenv

uitmelkenv

ausbilden [bildete aus; hat ausgebildet] Verb

verbeterenv

vervolmakenv

12