Nemčina | Holandčina |
---|---|
beaufsichtigen [beaufsichtigte; hat beaufsichtigt] Verb | gadeslaanwerkwoord inspecterenwerkwoord inspectiehoudenwerkwoord observerenwerkwoord oppassenwerkwoord schouwenwerkwoord toekijkenwerkwoord toezienwerkwoord verzorgenwerkwoord visiterenwerkwoord waarnemenwerkwoord |