Nemčina | Holandčina |
---|---|
das Alter [des Alters; die Alter] Substantiv | |
die Alternative [der Alternative; die Alternativen] Substantiv | alternatiefsubstantief keus [keuzen]substantief keuzesubstantief |
das Glacéleder [des Glacéleders; die Glacéleder] (Von Duden empfohlene Schreibung) (Alternative Schreibung: Glaceeleder) Substantiv | |
der Coupon [des Coupons; die Coupons] (Von Duden empfohlene Schreibung) (Alternative Schreibung: Kupon) Substantiv | bonm |
die Courtage [der Courtage; die Courtagen] (Von Duden empfohlene Schreibung) (Alternative Schreibung: Kurtage) Substantiv | commissiesubstantief courtagesubstantief provisiesubstantief |
die Soße [der Soße; die Soßen] (Von Duden empfohlene Schreibung) (Alternative Schreibung: Sauce) Substantiv | jussubstantief saussubstantief sopsubstantief |
der Altersgenosse [des Altersgenossen; die Altersgenossen] Substantiv | |
das Altertum [des Altertums; die Altertümer] Substantiv | |
Assyrien [Assyrien(s); —] (im Altertum Reich in Mesopotamien) Substantiv | Assyrië39 |
die Altertumskunde [der Altertumskunde; die Altertumskunden] Substantiv | archeologiesubstantief oudheidkundesubstantief |
altertümlich [altertümlicher; am altertümlichsten] Adjektiv | aloudbijvoeglijk naamwoord antiekbijvoeglijk naamwoord ouderwetsbijvoeglijk naamwoord |
herrlich [Komp.: herrlicher Sup.: am herrlichsten] (alte Rechtschreibung: am herrlichsten) Adjektiv | aangenaambijvoeglijk naamwoord beeldschoonbijvoeglijk naamwoord behaaglijkbijvoeglijk naamwoord genoeglijkbijvoeglijk naamwoord heerlijkbijvoeglijk naamwoord kostelijkbijvoeglijk naamwoord magnifiekbijvoeglijk naamwoord plezierigbijvoeglijk naamwoord prachtigbijvoeglijk naamwoord |
subaltern [subalterner; am subalternsten] Adjektiv | ondergeschiktbijvoeglijk naamwoord subalternbijvoeglijk naamwoord |
der Buchhalter [des Buchhalters; die Buchhalter] Substantiv | |
der Falter [des Falters; die Falter] Substantiv | |
der Federhalter [des Federhalters; die Federhalter] Substantiv | |
die Fehde [der Fehde; die Fehden] (im Mittelalter) Substantiv | geschilsubstantief |