Nederlands-Duits woordenboek »

toevlucht betekenis in Duits

NederlandsDuits
toevlucht substantief

der Ausflucht [der Ausflucht; die Ausflüchte]Substantiv

die Ausrede [der Ausrede; die Ausreden]Substantiv

die Flause [der Flause; die Flausen]Substantiv

die Zuflucht [der Zuflucht; die]Substantiv

toevlucht m

der Ausweg [des Auswegs/Ausweges; die Auswege]Substantiv

der Hort [des Horts, des Hortes; die Horte]Substantiv

der Umschweif [des Umschweifes|Umschweifs; die Umschweife]Substantiv

toevlucht o

das Asyl [des Asyls; die Asyle]Substantiv

das Hospiz [des Hospizes; die Hospize]Substantiv

toevlucht v

Freistätte

toevluchtsoord substantief

die Zuflucht [der Zuflucht; die]Substantiv

toevluchtsoord o

das Asyl [des Asyls; die Asyle]Substantiv

Freistätte

das Hospiz [des Hospizes; die Hospize]Substantiv

toevluchtsoort substantief

die Zufluchtsstätte [der Zufluchtsstätte; die Zufluchtsstätten]Substantiv

toevluchtsoort o

das Asyl [des Asyls; die Asyle]Substantiv

eentoevluchtzoeken

seine Zuflucht nehmen zu

sich flüchten