Nederlands-Duits woordenboek »

hoek betekenis in Duits

NederlandsDuits
hoek substantief

die Ecke [der Ecke; die Ecken]Substantiv

hoekje m

der Zipfel [des Zipfels; die Zipfel]Substantiv

hoeklijn substantief

die Diagonale [der Diagonale; die Diagonalen]Substantiv

driehoek o

das Dreieck [des Dreieck(e)s; die Dreiecke(n)]Substantiv

driehoeksmeting substantief

die Trigonometrie [der Trigonometrie; —]Substantiv

rechthoek o

das Rechteck [des Rechtecks, des Rechteckes; die Rechtecke]Substantiv

rechthoekig bijvoeglijk naamwoord

rechtwinkligAdjektiv

schuilhoek o

das Versteck [des Verstecks; die Verstecke]Substantiv

tekendriehoek o

das Winkelmaß [des Winkelmaßes; die Winkelmaße]Substantiv

topvandriehoek substantief

die Spitze [der Spitze; die Spitzen]Substantiv