Holland-Német szótár »

boven németül

HollandNémet
boven bijwoord

oben

oberhalb

über

boven-

Ober-

obere

oberer

oberes

bovenaards bijvoeglijk naamwoord

überirdisch [überirdischer; am überirdischsten]Adjektiv

bovenarm [bovenarmen] m

der Oberarm [des Oberarmes, des Oberarms; die Oberarme]Substantiv

bovenbeen m

der Oberschenkel [des Oberschenkels; die Oberschenkel]Substantiv

der Schenkel [des Schenkels; die Schenkel]Substantiv

bovendien bijvoeglijk naamwoord

außerdemAdjektiv

bovendien bijwoord

andernteils

fort

weiter

zudem

bovenkleed m

der Überrock [des Überrock(e)s; die Überröcke]Substantiv

der Überwurf [des Überwurfes|Überwurfs; die Überwürfe]Substantiv

der Überzieher [des Überziehers; die Überzieher]Substantiv

bovenmatig bijvoeglijk naamwoord

extrem [extremer; am extremsten]Adjektiv

äußerster

bovenmenselijk bijvoeglijk naamwoord

übermenschlichAdjektiv

bovennatuurlijk bijvoeglijk naamwoord

übernatürlich [übernatürlicher; am übernatürlichsten]Adjektiv

bovenste bijvoeglijk naamwoord

Ober-

obere

oberer

oberes

bovenzinnelijk

transcendental

bovenzinnelijk bijvoeglijk naamwoord

übersinnlichAdjektiv

daarboven bijwoord

oben

daarenboven bijvoeglijk naamwoord

außerdemAdjektiv

daarenboven bijwoord

andernteils

fort

weiter

naarboven

empor

herauf

nach oben

naarboven bijwoord

aufwärtsAdverb

hinaufAdverb

naarbovengaan v

ersteigen [erstieg; hat erstiegen]Verb

12