Holland-Angol szótár »

doof angolul

HollandAngol
doof bijvoeglijk naamwoord

deaf [deafer, deafest](unable to hear)
adjective
[UK: def] [US: ˈdef]

doof maken werkwoord

deafen [deafened, deafening, deafens](to make deaf)
verb
[UK: ˈdef.n̩] [US: ˈdef.n̩]

doofblind bijvoeglijk naamwoord

deafblind(unable to see and hear)
adjective

doofblindheid substantief

deafblindness(condition of being deaf and blind)
noun

doofheid substantief
{f}

deafness [deafnesses](condition of being deaf)
noun
[UK: ˈdef.nəs] [US: ˈdef.nəs]

doofstom bijvoeglijk naamwoord

deaf-mute(unable to hear or speak)
adjective
[UK: ˈdef.ˈmjuːt] [US: mjuːt]

doofstomme substantief
{m} {f}

deaf-mute [deaf-mutes](person who is unable to hear or speak)
noun
[UK: ˈdef.ˈmjuːt] [US: mjuːt]

ik ben doof phrase

I'm deafphrase

klankendoof bijvoeglijk naamwoord

tone-deaf(unable to distinguish differences in pitch)
adjective
[UK: təʊn ˈdef] [US: toʊn ˈdef]

potdoof bijvoeglijk naamwoord

stone deaf(utterly deaf)
adjective
[UK: stəʊn def] [US: ˈstoʊn ˈdef]

stokdoof bijvoeglijk naamwoord

stone deaf(utterly deaf)
adjective
[UK: stəʊn def] [US: ˈstoʊn ˈdef]

toondoof bijvoeglijk naamwoord

tone-deaf(unable to distinguish differences in pitch)
adjective
[UK: təʊn ˈdef] [US: toʊn ˈdef]

uitgedoofd bijvoeglijk naamwoord

extinct(extinguished, no longer alight (of fire, candles etc.))
adjective
[UK: ɪk.ˈstɪŋt] [US: ɪk.ˈstɪŋkt]

verdoofd bijvoeglijk naamwoord

befuddled(drunk)
adjective
[UK: bɪ.ˈfʌd.l̩d] [US: bə.ˈfəd.l̩d]

numb [number, numbest](physically unable to feel)
adjective
[UK: ˈnʌm] [US: ˈnʌm]

↑

Korábban kerestél rá

    Online szótárak

    Érdekelhet még