German-Dutch dictionary »

weihen meaning in Dutch

GermanDutch
weihen [weihte; hat geweiht] Verb

heiligenwerkwoord

opdragenwerkwoord

spanderenwerkwoord

spenderenwerkwoord

toewijdenwerkwoord

die Weihe [der Weihe; die Weihen] Substantiv

heiligingsubstantief

wouwsubstantief

entweihen [entweihte; hat entweiht] Verb

ontheiligenwerkwoord

ontwijdenwerkwoord

profanerenwerkwoord

schandvlekkenwerkwoord

schendenwerkwoord

teschandemakenwerkwoord

verontheiligenwerkwoord