German-Dutch dictionary »

trotzen meaning in Dutch

GermanDutch
trotzen [trotzte; hat getrotzt] Verb

aandringenv

koppigvolhoudenv

tartenv

tegenstrevenv

trotserenv

uitdagendoptredentegenv

zichschrapzettenv

strotzen [strotzte; hat gestrotzt] Verb

opzettenv

opzwellenv

rijzenv

uitdijenv

zwellenv