German | Dutch |
---|---|
die Menge [der Menge; die Mengen] Substantiv | boelsubstantief dromsubstantief grootaantalsubstantief grootheidsubstantief hoeveelheidsubstantief hoopsubstantief massasubstantief menigtesubstantief scharesubstantief stapelsubstantief sterktesubstantief tassubstantief troepsubstantief |
mengen [mengte; hat gemengt] Verb | |
einmengen | inmengenwerkwoord |
die Myriade (meist im Plural) [der Myriade; die Myriaden] (sehr große Anzahl, ungezählte, unzählig große Menge) Substantiv | myriadesubstantief |
die Volksmenge [der Volksmenge; die Volksmengen] Substantiv | menigtesubstantief volksmenigtesubstantief |
zusammenballen [ballte zusammen; hat zusammengeballt] Phrase | agglomerenwerkwoord doensamenklonterenwerkwoord toteengeheelverenigenwerkwoord |
zusammenfallen [fiel zusammen; ist zusammengefallen] Verb | samenvallenwerkwoord |
zusammenfalten [faltete zusammen; hat zusammengefaltet] Verb | dichtvouwenwerkwoord opvouwenwerkwoord toevouwenwerkwoord |
zusammenkommen [kam zusammen; ist zusammengekommen] Verb | bijeenkomenwerkwoord samenkomenwerkwoord vergaderenwerkwoord |
zusammenlaufen [lief zusammen; ist zusammengelaufen] Phrase | convergerenwerkwoord samenkomenwerkwoord samenlopenwerkwoord |
zusammenlegen [legte zusammen; hat zusammengelegt] Verb | |
zusammennehmen [nahm zusammen; hat zusammengenommen] Verb | meevoerenwerkwoord |