German-Dutch dictionary »

erben [erbte; hat geerbt] meaning in Dutch

Results: erben
I'd rather look for this: erben [erbte; hat geerbt]
GermanDutch
erben [erbte; hat geerbt] Verb

beërvenv

ervenv

der Erbe [des Erbes, des Erben; —, die Erben] Substantiv

beërvingm

erfenism

anwerben Verb

aanbrengenv

aannemenv

aanwervenv

hurenv

indienstnemenv

tewerkstellenv

wervenv

beerben [beerbte; hat beerbt] Verb

beërvenv

ervenv

enterben [enterbte; hat enterbt] Verb

ontervenv

gerben [gerbte; hat gegerbt] Verb

leerlooienv

looienv

tanenv

das Scherbengericht [des Scherbengerichts; —] Substantiv

ostracismeo

schervengerichto

der Serbe [des Serben; die Serben] Substantiv

Serviërm

sich bewerben um

ambiërenwerkwoord

dingennaar

najagenwerkwoord

nastrevenwerkwoord

strevennaar

sich erwerben

behalenwerkwoord

buitmakenwerkwoord

verkrijgen

verwervenwerkwoord

sich vererben

aanbestervenwerkwoord

verstervenwerkwoord

sterben [starb (stürbe); ist gestorben] Verb

doodgaanv

overlijdenv

stervenv

verscheidenv

versmachtenv

das Verb [des Verbes, des Verbs; die Verben] Substantiv

werkwoordo

verderben [verdarb; hat/ist verdorben] Verb

bedervenv

beschadigenv

havenenv

12