German-Dutch dictionary »

beleidigen meaning in Dutch

GermanDutch
beleidigen [beleidigte; hat beleidigt] Verb

affronterenv

beledigenv

grievenv

krenkenv

verongelijkenv

beleidigend [beleidigender; am beleidigendsten] Adjektiv

beledigendbijvoeglijk naamwoord

grievendbijvoeglijk naamwoord

krenkendbijvoeglijk naamwoord