English-Dutch dictionary »

string meaning in Dutch

EnglishDutch
string [strings] (long, thin structure made from twisted threads)
noun
[UK: strɪŋ]
[US: ˈstrɪŋ]

draadsubstantief
{m}

koordsubstantief
{n}

strengsubstantief
{m} {f}

string [strings] (programming: sequence of characters)
noun
[UK: strɪŋ]
[US: ˈstrɪŋ]

karakterreekssubstantief

string [strung, strung, stringing, strings] (put on a string)
verb
[UK: strɪŋ]
[US: ˈstrɪŋ]

aaneenrijgenwerkwoord

rijgenwerkwoord

string [strings] (stringed instruments section)
noun
[UK: strɪŋ]
[US: ˈstrɪŋ]

snaarinstrumentensubstantief

string quartet (group of four string players)
noun
[UK: strɪŋ kwɔː.ˈtet]
[US: ˈstrɪŋ kwɔːr.ˈtet]

strijkkwartetsubstantief
{n}

string theory (candidate unified theory of all physical forces and particles)
noun

snaartheoriesubstantief
{f}

stringed instrument (type of musical instrument)
noun
[UK: strɪŋd ˈɪn.strʊ.mənt]
[US: ˈstrɪŋd ˈɪn.strə.mənt]

snaarinstrumentsubstantief
{n}

stringent (making strict requirements)
adjective
[UK: ˈstrɪn.dʒənt]
[US: ˈstrɪn.dʒənt]

gestrengbijvoeglijk naamwoord

stringentbijvoeglijk naamwoord

stringently (in a stringent manner)
adverb
[UK: ˈstrɪn.dʒənt.li]
[US: ˈstrɪn.dʒənt.li]

gestrengbijwoord

aerosol string (sprayed coloured foam)
noun

serpentinespraysubstantief
{m}

spuitserpentinesubstantief
{f}

astringent (having the effect of drawing tissue together)
adjective
[UK: ə.ˈstrɪn.dʒənt]
[US: ə.ˈstrɪn.dʒənt]

samentrekkendbijvoeglijk naamwoord

astringent (sharp, caustic, severe)
adjective
[UK: ə.ˈstrɪn.dʒənt]
[US: ə.ˈstrɪn.dʒənt]

bijtendbijvoeglijk naamwoord

scherpbijvoeglijk naamwoord

strengbijvoeglijk naamwoord

astringent [astringents] (substance which draws tissue together)
noun
[UK: ə.ˈstrɪn.dʒənt]
[US: ə.ˈstrɪn.dʒənt]

samentrekkend middelsubstantief
{n}

G-string (a scanty piece of underwear or lingerie)
noun
[UK: dʒiː strɪŋ]
[US: ˈdʒiː ˈstrɪŋ]

stringsubstantief
{m}

heartstrings (cord-like tendons in the heart)
noun
[UK: ˈhɑːt.strɪŋz]
[US: ˈhɑːrt.strɪŋz]

peesdradensubstantief
{Pl}

shoestring [shoestrings] (very little money; a tight budget)
noun
[UK: ˈʃuː.strɪŋ]
[US: ˈʃuː.ˌstrɪŋ]

grijpstuiversubstantief
{m}