Engels-Nederlands woordenboek »

mate betekenis in Nederlands

EngelsNederlands
mate [mated, mating, mates] (arrange in matched pairs)
verb
[UK: meɪt]
[US: ˈmeɪt]

koppelenwerkwoord

mate [mated, mating, mates] (copulate)
verb
[UK: meɪt]
[US: ˈmeɪt]

parenwerkwoord

mate [mates] (friend, see also: friend)
noun
[UK: meɪt]
[US: ˈmeɪt]

gabbersubstantief
{m}

kameraadsubstantief
{m}

makkersubstantief
{m}

mate [mates] (nautical: ship's officer on commercial vessel)
noun
[UK: meɪt]
[US: ˈmeɪt]

maatsubstantief
{m}

scheepsmaatsubstantief
{m}

mate [mates] (of breeding animal: sexual partner)
noun
[UK: meɪt]
[US: ˈmeɪt]

gezelsubstantief
{m}

paringsgezelsubstantief
{m}

partnersubstantief
{m} {f}

mate [mated, mating, mates] (to put an opponent in checkmate)
verb
[UK: meɪt]
[US: ˈmeɪt]

schaakmat spelenwerkwoord

mate [mates] (trade assistant)
noun
[UK: meɪt]
[US: ˈmeɪt]

gastsubstantief
{m}

material [materials] (cloth)
noun
[UK: mə.ˈtɪə.rɪəl]
[US: mə.ˈtɪ.riəl]

naaigoedsubstantief
{n}

stofsubstantief
{m}

material [materials] (matter)
noun
[UK: mə.ˈtɪə.rɪəl]
[US: mə.ˈtɪ.riəl]

grondstofsubstantief
{f}

materiaalsubstantief
{n}

material (related to matter)
adjective
[UK: mə.ˈtɪə.rɪəl]
[US: mə.ˈtɪ.riəl]

materieelbijvoeglijk naamwoord

materiëlebijvoeglijk naamwoord

material (worldly)
adjective
[UK: mə.ˈtɪə.rɪəl]
[US: mə.ˈtɪ.riəl]

wereldlijkbijvoeglijk naamwoord

wereldlijkebijvoeglijk naamwoord

materialist (having features typical of philosophical materialism)
adjective
[UK: mə.ˈtɪə.rɪə.lɪst]
[US: mə.ˈtɪ.riə.ləst]

materialistischbijvoeglijk naamwoord

materialist [materialists] (someone who is materialistic)
noun
[UK: mə.ˈtɪə.rɪə.lɪst]
[US: mə.ˈtɪ.riə.ləst]

materialistsubstantief
{m}

maternal (of or pertaining to a mother)
adjective
[UK: mə.ˈtɜːn.l̩]
[US: mə.ˈtɝː.nl̩]

moederlijkbijvoeglijk naamwoord

maternal (related through the mother, or her side of the family)
adjective
[UK: mə.ˈtɜːn.l̩]
[US: mə.ˈtɝː.nl̩]

langs moeders kantbijvoeglijk naamwoord

maternal aunt (one's mother's sister)
noun
[UK: mə.ˈtɜːn.l̩ ɑːnt]
[US: mə.ˈtɝː.nl̩ ˈænt]

tantesubstantief
{f}

maternal death (death of a woman that occurs directly related to the procreative process)
noun

zwangerschapsdoodsubstantief

maternal grandfather (one's mother's father)
noun
[UK: mə.ˈtɜːn.l̩ ˈɡræn.fɑː.ðə(r)]
[US: mə.ˈtɝː.nl̩ ˈɡrænd.ˌfɑː.ðər]

grootvader van moederszijdesubstantief
{m}

maternal grandmother [maternal grandmothers] (The mother of one's mother)
noun
[UK: mə.ˈtɜːn.l̩ ˈɡræn ˌmʌð.ə(r)]
[US: mə.ˈtɝː.nl̩ ˈɡræn ˌmʌð.r̩]

grootmoeder van moederszijdesubstantief
{f}

maternal uncle (brother of one's mother)
noun
[UK: mə.ˈtɜːn.l̩ ˈʌŋk.l̩]
[US: mə.ˈtɝː.nl̩ ˈʌŋk.l̩]

nonkelsubstantief
{m}

oomsubstantief
{m}

maternity [maternities] (state of being a mother; motherhood)
noun
[UK: mə.ˈtɜː.nɪ.ti]
[US: mə.ˈtɝː.nə.ti]

materniteitsubstantief
{f}

moederschapsubstantief
{n}

maternity leave (leave of absence)
noun
[UK: mə.ˈtɜː.nɪ.ti liːv]
[US: mə.ˈtɝː.nə.ti ˈliːv]

moederschapsrustsubstantief
{m} {f}

zwangerschapsverlofsubstantief

alma mater (graduated school)
noun

alma matersubstantief
{f}

amateur [amateurs] (person attached to a pursuit without pursuing it professionally)
noun
[UK: ˈæ.mə.tə(r)]
[US: ˈæ.mə.ˌtər]

amateursubstantief
{m} {f}

amateur [amateurs] noun
[UK: ˈæ.mə.tə(r)]
[US: ˈæ.mə.ˌtər]

niet-professioneelsubstantief

amateurish (reflecting the efforts of an amateur)
adjective
[UK: ˈæ.mə.tə.rɪʃ]
[US: ˈæ.mə.tʃə.rɪʃ]

amateuristischbijvoeglijk naamwoord

animate (in grammar)
adjective
[UK: ˈæ.nɪ.mət]
[US: ˈæ.nə.mət]

bezieldbijvoeglijk naamwoord

animated cartoon [animated cartoons] (any of several types of film/movie, the frames of which are drawn by hand)
noun
[UK: ˈæ.nɪ.meɪ.tɪd kɑː.ˈtuːn]
[US: ˈæ.nə.ˌme.təd karˈtuːn]

tekenfilmsubstantief
{m}

12