want meaning in German

Dutch	German
want	denn weil
want substantief	die Muffe [der Muffe; die Muffen]Substantiv
want interrogative word	dainterrogative word
want o	das Takelwerk [des Takelwerkes\|Takelwerks; —]Substantiv
aanverwant bijvoeglijk naamwoord	anverwandtAdjektiv verwandt [verwandter; am verwandtesten]Adjektiv
bloedverwant m	der VerwandterSubstantiv
bloedverwanten substantief	die Verwandtschaft [der Verwandtschaft; die Verwandtschaften]Substantiv
kwant o	das Aas [des Aases; die Aase/Äser]Substantiv
trawant m	der Trabant [des Trabanten, des Trabant, des Trabants; die Trabanten, die Trabants]Substantiv
verwant bijvoeglijk naamwoord	anverwandtAdjektiv verwandt [verwandter; am verwandtesten]Adjektiv
verwant m	der VerwandterSubstantiv
verwanten substantief	die Verwandtschaft [der Verwandtschaft; die Verwandtschaften]Substantiv
verwantschap substantief	die Verwandtschaft [der Verwandtschaft; die Verwandtschaften]Substantiv
zielsverwant bijvoeglijk naamwoord	sympathisch [sympathischer; am sympathischsten]Adjektiv
zinverwant bijvoeglijk naamwoord	synonymPhrase

Your history