elf meaning in German

Dutch	German
zelfs bijwoord	selbstAdverb
zelfs 40	sogarPartikel
zelfstandigheid substantief	die Materie [der Materie; —]Substantiv die Substanz [der Substanz; die Substanzen]Substantiv
zelfstandignaamwoord o	das Hauptwort [des Hauptwort(e)s; die Hauptwörter]Substantiv
zelfstandignaamwoord o Sprachwissenschaft	das Substantiv [des Substantivs; die Substantive]Substantiv
zelfverloochening substantief	die Aufopferung [der Aufopferung; die Aufopferungen]Substantiv die Entsagung [der Entsagung; die Entsagungen]Substantiv die Verleugnung [der Verleugnung; die Verleugnungen]Substantiv
zelfverzekerdheid substantief	die Sicherheit [der Sicherheit; die Sicherheiten]Substantiv
zelfverzekerdheid m alt	der Aplomb [des Aplombs]Substantiv
zelfzucht substantief	die Selbstsucht [der Selbstsucht; —]Substantiv
zelfzucht m	der Egoismus [des Egoismus; die Egoismen]Substantiv
zelfzuchtige bijvoeglijk naamwoord	Selbstsüchtiger
zelfzuchtige m	der Egoist [des Egoisten; die Egoisten]Substantiv
zuivelfabriek o	das MilchgeschäftSubstantiv

Your history