Duits-Nederlands woordenboek »

huf betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
der Huf [des Huf(e)s; die Hufe] Substantiv

hoefm

die Hufe Substantiv

oppervlaktemaatvan12à15hectaresubstantief

der Einhufer [des Einhufers; die Einhufer] Substantiv

eenhoevigem

erschaffen [erschuf; hat erschaffen] Verb

creërenv

makenv

scheppenv

der Schuft [des Schufts, des Schuftes; die Schufte] Substantiv

boefm

ellendelingm

loederm

ploertm

rotzakm

schavuitm

schoeljem

schoftm

schurkm

smiechtm

spitsboefm

zwijnjakm