Duits-Nederlands woordenboek »

gären betekenis in Nederlands

DuitsNederlands
gären [gärte/(selten:) gor; hat/ist gegoren/gegärt] Verb

fermenterenv

gistenv

werkenv

die Megäre [der (der) MegäreMegäres, der Megäre; die –, die Megären] Substantiv

feekssubstantief

furiesubstantief

haaibaaisubstantief

helleveegsubstantief

megerasubstantief

tangsubstantief

wijfsubstantief

xantippesubstantief