Duits-Nederlands woordenboek »

blaß betekenis in Nederlands

Resultaten: blass
Ik zoek liever dit: blaß
DuitsNederlands
die Blässe [der Blässe; —] Substantiv

bleekheidsubstantief

fletsheidsubstantief

vaalheidsubstantief

ablassen Verb

afleggenv

afslaanv

aftrekkenv

kortenv

kortinggevenv

opgevenv

prijsgevenv

unablässig [unablässiger; am unablässigsten] Adjektiv

bestendigbijvoeglijk naamwoord

constantbijvoeglijk naamwoord

doorlopendbijvoeglijk naamwoord

gestaagbijvoeglijk naamwoord

gestadigbijvoeglijk naamwoord

onafgebrokenbijvoeglijk naamwoord

ononderbrokenbijvoeglijk naamwoord

stabielbijvoeglijk naamwoord

standvastigbijvoeglijk naamwoord

vastbijvoeglijk naamwoord

erblassen [erblasste, ist erblasst] Verb

bleekwordenv

tanenv

verblekenv

verschietenv

verblassen [verblasste; ist verblasst] Verb

bleekwordenv

tanenv

verblekenv

verschietenv