dicţionar German-Olandez »

mut înseamnă în Olandeză

GermanăOlandeză
mutwillig sein

robbedoezen

stoeienwerkwoord

die Aalmutter [der Aalmutter; die Aalmuttern] Substantiv

aalkwabsubstantief

aalkwabbesubstantief

aalpuitsubstantief

kwabaalsubstantief

puitaalsubstantief

anmutig [anmutiger; am anmutigsten] Adjektiv

bekoorlijkbijvoeglijk naamwoord

charmantbijvoeglijk naamwoord

innemendbijvoeglijk naamwoord

schattigbijvoeglijk naamwoord

snoeperigbijvoeglijk naamwoord

snoezigbijvoeglijk naamwoord

die Anmut [der Anmut] Substantiv

bekoorlijkheidsubstantief

bekoringsubstantief

charmesubstantief

die Armut [der Armut] Substantiv

armoedesubstantief

gebreksubstantief

beschmutzen [beschmutzte; hat beschmutzt] Verb

bevlekkenv

bevuilenv

bezoedelenv

verontreinigenv

vuilmakenv

die Blutarmut [der Blutarmut; —] Substantiv

anemiesubstantief

bloedarmoedesubstantief

die Demut [der Demut; —] Substantiv

deemoedsubstantief

nederigheidsubstantief

ootmoedsubstantief

der Edelmut [des Edelmuts, des Edelmutes; —] Substantiv

edelheidm

einschmutzen

bevlekkenwerkwoord

bevuilenwerkwoord

bezoedelenwerkwoord

verontreinigenwerkwoord

vuilmakenwerkwoord

entmutigen [entmutigte; hat entmutigt] Verb

demoedontnemenv

ontmoedigenv

ermutigen [ermutigte; hat ermutigt] Verb

aanmoedigenv

aanwakkerenv

bemoedigenv

opwindenv

123