dicţionar German-Olandez »

haupt [des haupts, des hauptes; die häupter] înseamnă în Olandeză

GermanăOlandeză
das Haupt [des Haupts, des Hauptes; die Häupter] Substantiv

aanvoerdero

baaso

chefo

gebiedero

hoofdo

opperhoofdo

Haupt-

aarts-

hoofd-

opper-

voornaamstebijvoeglijk naamwoord

der Hauptmann [des Hauptmanns, des Hauptmannes; die Hauptmänner, die Hauptleute] Substantiv

captainm

hopmanm

kapitein [kapiteins]m

Hauptpastor

hogepriesterm

opperpriesterm

Hauptredakteur

hoofdredacteurm

die Hauptsache [der Hauptsache; die Hauptsachen] Substantiv

hoofdzaaksubstantief

die Hauptstadt [der Hauptstadt; die Hauptstädte] Substantiv

hoofdstadsubstantief

das Berlin [Berlin(s); —] (Hauptstadt von Deutschland und deutsches Bundesland) Substantiv

Berlijno

das Kopenhagen [Kopenhagen/Kopenhagens; —] (Hauptstadt Dänemarks) Substantiv

Kopenhageno

das London (Hauptstadt von Großbritannien und Nordirland und von England) Substantiv

Londeno

der Rom [Rom(s); —] (Hauptstadt von Italien) Substantiv

Romem

Bukarest [Bukarest/Bukarests; —] (Hauptstadt Rumäniens) Substantiv

Boekarest39

das Belgrad [Belgrad(s); —] (Hauptstadt von Serbien) Substantiv

Belgradoo

das Prag [Prag(s); —] (Hauptstadt von Tschechien) Substantiv

Praago

das Budapest [Budapest(s); —] (Hauptstadt von Ungarn) Substantiv

Boedapesto

das Wien [Wien(s); —] (Hauptstadt von Österreich) Substantiv

Weneno

hauptsächlich Adjektiv

hoofd-bijvoeglijk naamwoord

voornaamstebijvoeglijk naamwoord

das Hauptwort [des Hauptwort(e)s; die Hauptwörter] Substantiv

substantiefo

zelfstandignaamwoordo

behaupten [behauptete; hat behauptet] Verb

betuigenv

bewerenv

opkomenvoorv

verdedigenv

verwerenv

verzekerenv

enthaupten [enthauptete; hat enthauptet] Verb

hethoofdafslaanwerkwoord

onthoofdenwerkwoord

das Oberhaupt [des Oberhaupts, des Oberhauptes; die Oberhäupter] Substantiv

aanvoerdero

12