dicţionar German-Olandez »

bild înseamnă în Olandeză

GermanăOlandeză
bildlich [bildlicher; am bildlichsten] Adjektiv

figuurlijkbijvoeglijk naamwoord

overdrachtelijkbijvoeglijk naamwoord

das Bildnis [des Bildnisses; die Bildnisse] Substantiv

beelteniso

evenbeeldo

portret [portretten]o

die Bildsäule [der Bildsäule; die Bildsäulen] Substantiv

beeldsubstantief

standbeeldsubstantief

die Bildung [der Bildung; die Bildungen, —] Substantiv

beschavingsubstantief

bouwsubstantief

constructiesubstantief

samenstellingsubstantief

structuursubstantief

das Bildwerk [des Bildwerk(e)s; die Bildwerke] Substantiv

beeldhouwwerko

das Abbild [des Abbilds/Abbildes; die Abbilder] Substantiv

afbeeldingo

beeldo

figuuro

die Abbildung [der Abbildung; die Abbildungen] Substantiv

imagesubstantief

verzinnelijkingsubstantief

gebildet [gebildeter; am gebildetsten] Adjektiv

geleerdbijvoeglijk naamwoord

knapbijvoeglijk naamwoord

ontwikkeldbijvoeglijk naamwoord

die Einbildung [der Einbildung; die Einbildungen] Substantiv

begoochelingsubstantief

drogbeeldsubstantief

illusiesubstantief

waansubstantief

zinsbedrogsubstantief

die Einbildungskraft [der Einbildungskraft; —] Substantiv

fantasiesubstantief

verbeeldingskrachtsubstantief

das Gebilde [des Gebildes; die Gebilde] Substantiv

scheppingo

schepselo

das Götzenbild [des Götzenbildes|Götzenbilds; die Götzenbilder] Substantiv

fetisjo

das Musterbild [des Musterbildes|Musterbilds; die Musterbilder] Substantiv

ideaalo

die Nachbildung [der Nachbildung; die Nachbildungen] Substantiv

afdruksubstantief

afschriftsubstantief

kopiesubstantief

namaakselsubstantief

sich einbilden

bedenkenwerkwoord

zichverbeelden

zichvoorstellen

das Sinnbild [des Sinnbild(e)s; die Sinnbilder] Substantiv

allegorieo

123