dicţionar German-Olandez »

ab înseamnă în Olandeză

GermanăOlandeză
ab

heen

overbijwoord

vanbijwoord

vandoorbijwoord

verwijderd

voortbijwoord

weg

der Abakus [des Abakus; die Abakusse/Abaki/Abakus] Substantiv

abacusm

telraamm

die Abart [der Abart; die Abarten] Substantiv

aardsubstantief

slagsubstantief

soort [soorten]substantief

abbeißen [biss ab; hat abgebissen] Verb

afbijtenv

abbeuchen

dewasdoen

logen

wassen

das Abbild [des Abbilds/Abbildes; die Abbilder] Substantiv

afbeeldingo

beeldo

figuuro

abbilden [bildete ab; hat abgebildet] Verb

afbeeldenv

uitbeeldenv

verbeeldenv

verzinnelijkenv

voorstellenv

die Abbildung [der Abbildung; die Abbildungen] Substantiv

imagesubstantief

verzinnelijkingsubstantief

abbitten [bat ab; hat abgebeten] Phrase

gedaankrijgenwerkwoord

abbrassen

brassen

abbrechen Verb

afbrekenv

brekenv

doorbrekenv

losbrekenv

schendenv

stukbrekenv

verbrekenv

der Abbruch [des Abbruchs/Abbruches; die Abbrüche] Substantiv

afbrekingm

verbrekingm

abbröckeln [bröckelte ab; ist abgebröckelt] Verb

gruizelenv

kleinmakenv

abdachen [dachte ab; hat abgedacht] Verb

overkappenwerkwoord

12